Bedrijfsvoering

Bedrijfsvoering

Onze mensen en middelen

Capaciteitsbudget (totaalbedrag aan salaris- en inhuurkosten)

Bedragen x € 1.000

Capaciteitsbudget

Realisatie '21

Aangepaste Primaire Begroting '22

Burap '22

Verschil

Stelpost capaciteit

0

0

1.500

1.500

Salariskosten personeel

98.393

100.800*

104.000

3.200

Externe inhuur bij ziekte en vacatures

6.929

5.000

6.000

1.000

Externe inhuur uit hoofde van flexibele schil

14.826

6.600

14.000

7.400

Totaal bruto capaciteitsbudget

120.148

112.400

125.500

13.100

* Onder andere amendementen hebben geleid tot een aanpassing van de primaire begroting.

Bedragen x € 1.000

Additionele dekking capaciteitsbudget

Burap '22

Materiële budgetten en additionele baten

1.700

Rijksbijdragen, projectgelden, subsidies en overige baten

7.700

Coronareserve

1.400

Totaal additionele dekking

10.800

Totaal netto capaciteitsbudget*

114.700

* Netto capaciteitsbudget = bruto capaciteitsbudget - additionele dekking.

Werking van het capaciteitsbudget
Het capaciteitsbudget bestaat uit drie componenten: de salariskosten personeel, de inhuur bij ziekte/vacatures en de inhuur flexibele schil. Dit zijn communicerende vaten, d.w.z. dat salariskosten omgezet kunnen worden naar inhuurbudget en vice versa. Uitgangspunt hierbij is dat het capaciteitsbudget niet overschreden wordt. Het capaciteitsbudget kan wel incidenteel worden opgehoogd, mits de toename van het capaciteitsbudget wordt gedekt door de inzet van materiële budgetten dan wel additionele baten (rijksbijdragen, projectgelden, subsidies en overige baten).
Het beleid is dat een budgethouder (“op basis van geplande bedrijfsvoering en geplande prioriteiten”) zijn capaciteitsbudget over de drie genoemde componenten (salariskosten, inhuur ziekte/ vacature en inhuur flexibele schil) kan verdelen. Het uitgangspunt hierbij is dat vast werk wordt uitgevoerd door medewerkers vast in dienst. Om diverse redenen kan echter gekozen worden voor externe inhuur. Bijvoorbeeld wanneer het werk tijdelijk is of wanneer er sprake is van tijdelijke gelden.

Er is in totaal voor een bedrag van ca. €10,8 mln. additionele dekking ten behoeve van het capaciteitsbudget vanuit onder andere:

  • Rijksbijdragen, waaronder bijdragen i.v.m. de nieuwe Wet Inburgering 2021 en voor het controleren van de rechtmatigheid van de Tozo-uitkeringen
  • Materieel budget* zoals budget vanuit het Programma Volkshuisvestingsfonds Zaandam Oost ten behoeve van woonfraude en budget ten behoeve van het amendement verkamering
  • Dekking uit projecturen
  • Dekking uit de coronareserve ten behoeve van de controle op rechtmatigheid en de terugvordering van onterecht verstrekte Tozo-uitkeringen.

* Materiële budgetten zijn budgetten die initieel bedoeld zijn voor het inkopen van goederen en/of diensten (niet zijnde salarissen of inhuurkosten).

Toelichting op afwijkingen ten opzichte van het netto capaciteitsbudget
(€ 114.700 - € 112.400)
Stijging capaciteitsbudget ten opzichte van de prognose bij primaire begroting (ca. 2,3 mln.)
Een stijging van het netto capaciteitsbudget houdt in dat er een beroep wordt gedaan op de algemene middelen. In totaal is het netto capaciteitsbudget toegenomen met ca. € 2,3 mln. Het capaciteitsbudget is een begrotingspost die altijd veel mutaties kent, omdat ons werk voor een deel onvoorspelbaar is en er gedurende het jaar taken en middelen bijkomen. Door de hele begroting zijn middelen geraamd voor personeel en inhuur. De optelsom van deze vele mutaties komt samen in deze paragraaf en wordt hier integraal toegelicht. De stijging in 2022 kent de volgende oorzaken:

  • Financieel effect bereikte overeenstemming cao Gemeenten 2021-2022 (zie ook verderop in deze paragraaf)
  • Capaciteitsuitbreiding ambtelijke organisatie zoals genoemd in de Staat van de Financiën 2022-2026

Externe inhuur

Bedragen x € 1.000

Externe inhuur

Realisatie 2021

Prognose Begroting '22

 Burap '22

Verschil

Externe inhuur bij ziekte en vacatures

6.929

5.000

6.000

1.000

Externe inhuur uit hoofde van flexibele schil

14.826

6.600

14.000

7.400

Externe inhuur m.b.t. externe expertise

2.512

2.500

2.500

0

Totaal aan externe inhuur

24.267

14.100

22.500

8.400

Toelichting externe inhuur
De prognose begroting externe inhuur is omhoog bijgesteld voor een bedrag van ca. € 8,4 mln. Deze bijstelling betreft een verhoging die wordt gedekt door de eerder genoemde additionele baten zoals dekking uit projecturen en controle op de rechtmatigheid van de Tozo-uitkeringen.

Externe inhuur in percentages

Externe inhuur in percentages

Realisatie ‘21

Primaire begroting ‘22

Burap ‘22

Kosten externe inhuur als percentage van totale loonsom + totale kosten inhuur externen

19,8%

15,6% - 17,0%

17,6%

Externe inhuur als percentage van totale bezetting (vast, tijdelijk en externe inhuur) in fte

16,9%

n.v.t.

17,3%

Kengetallen capaciteit

Realisatie ‘21

Aangepaste  primaire begroting ‘22

Burap ‘22

KPI capaciteitsbudget per inwoner*

€759

€712**

€795

* Aantal inwoners per 2021 (prognose): 158.273, per 2022 (prognose): 157.785 (Zaanstad in Cijfers)

** Onder andere amendementen hebben geleid tot een aanpassing van de primaire begroting.

Kengetallen bezetting

Kengetallen capaciteit

Realisatie 2021

Burap 2022
(15-3-2022)

Werkelijke bezetting in fte’s inclusief boventalligen

1.223

1.250

Bezetting per 1.000 inwoners in fte's*

7,73

7,92

Aantal personeelsleden inclusief boventalligen

1.323

1.354

Aantal boventalligen

1

1

* Aantal inwoners per 2021 (prognose): 158.273, per 2022 (prognose): 157.785 (Zaanstad in Cijfers)

Bezetting (aantal daadwerkelijke medewerkers omgerekend naar fte (36 uur) – +27 FTE

De bezetting is met ca. 27 fte toegenomen ten opzichte van de jaarrekening.
Er is extra capaciteit als gevolg van uitbreiding van taken, zoals bij het Team Wijkgerichte Overlast van afdeling Straattoezicht en voor de uitvoering van de Wet Inburgering (van kracht per 1 januari 2022). Verder zien we ook dat regionale (administratieve) werkzaamheden zijn ondergebracht bij Zaanstad.
Daarnaast zijn voorheen ingehuurde medewerkers in dienst genomen. Dit zien we bijvoorbeeld bij  afdelingen IBT en Burgerzaken. Bij laatstgenoemde afdeling wordt ook tijdelijk extra ingezet vanwege de verkiezingen en extra druk die verwacht wordt door de komst van Oekraïense vluchtelingen. Bij afdeling Gebruikstoezicht is het gelukt om moeilijk vervulbare vacatures te vervullen. Hier werd eerder op ingehuurd.
Tot slot zien we dat er veel vacatures worden ingevuld. Die vacatures zijn ontstaan door vertrek, interne doorstroom of doordat medewerkers met pensioen zijn gegaan. Ook wordt er in het kader van strategisch personeelsmanagement alvast ingespeeld op toekomstige pensioneringen. In enkele gevallen zien we dat medewerkers worden aangenomen op plekken van zieke medewerkers, waarvan terugkeer in (het oude) werk niet waarschijnlijk is, of om werk van extern gedetacheerde medewerkers over te nemen.

Boventalligen
Ten tijde van de burap is er één boventallige. Die boventalligheid zal in de loop van 2022 vervallen.

Overige ontwikkelingen op het gebied van personeel en arbeid

CAO 2021-2022

Op 27 januari 2022 is de cao Gemeenten 2021-2022 bekrachtigd. Deze cao bevat de volgende afspraken:

Salaris en eenmalige uitkering

De salarissen stijgen per 1 december 2021 met 1,5% en per 1 april 2022 met 2,4%. Hiernaast ontvangen alle medewerkers een corona-onkostenvergoeding van € 300 en een eenmalige uitkering van € 900. De cao bedragen zijn bruto en naar rato van het dienstverband. De uitbetaling van de salarisverhoging per 1 december 2021 en de eenmalige uitkering heeft met terugwerkende kracht plaatsgevonden bij het salaris van februari 2022.

Salaris minimaal € 14 per uur
Werkgevers hebben met de vakbonden afgesproken extra te investeren in het inkomen van alle medewerkers in de lagere loonschalen. Daarom krijgt vanaf 1 januari 2022 elke medewerker een salaris van minimaal € 14 per uur. Grofweg heeft de
€ 14 effect voor de medewerkers in schaal 1 t/m 6, trede 2.

Thuiswerkvergoeding
Medewerkers die thuis werken, ontvangen in 2022 een vergoeding van € 2 netto per dag. Voor 2023 gaan partijen nieuwe afspraken maken op basis van de ontwikkeling op het gebied van het thuiswerken en alle wet- en regelgeving daaromheen. Die afspraken worden dan opgenomen in een volgende cao.

Harmonisatie bovenwettelijk verlof
Het bovenwettelijk verlof wordt geharmoniseerd. Er komt een einde aan de verschillen tussen gemeentelijke organisaties en tussen verschillende (groepen) medewerkers. Vanaf 1 januari 2023 heeft elke medewerker 6 bovenwettelijke vakantiedagen per jaar (43,2 uur voor een voltijds dienstverband). De 6 bovenwettelijke vakantiedagen in de CAO komen in de plaats van lokale bovenwettelijke vakantie-uren, lokale feestdagen en lokale vormen van verlof.
Voor medewerkers die nu meer vakantiedagen of ander verlof hebben, is er overgangsrecht afgesproken:

  • Medewerkers met meer bovenwettelijk verlof tot 1 januari 2023:
    Bouwen vanaf 1 januari 2023 af naar 6 bovenwettelijke vakantiedagen.
    De afbouw is 1 dag per kalenderjaar.
  • Medewerkers met minder bovenwettelijk verlof tot 1 januari 2023:                
    Krijgen per 1 januari 2023 meteen 6 bovenwettelijke vakantiedagen
  • Medewerkers die 60 jaar of ouder zijn op 1 januari 2023 én meer dan 6 bovenwettelijke vakantiedagen hebben op 1 januari 2023:
    Houden het recht op het huidige verlof tot einde dienstverband.

Dit overgangsrecht staat nog op de agenda, mede in het kader van het vitaliteitsbeleid, ter nadere bespreking met het Lokaal overleg.

Verlofsparen
Vanaf 1 januari 2022 kunnen medewerkers bovenwettelijke vakantie-uren inzetten voor verlofsparen. Verlofsparen geeft medewerkers de mogelijkheid om hun verlof beter aan te passen aan hun loopbaanfase en specifieke privé-werkomstandigheden. Werkgevers en vakbonden willen hiermee medewerkers helpen om gedurende hun hele loopbaan - van begin tot eind - vitaal te blijven. In totaal kan er maximaal 100 weken (3600 uur) gespaard worden (inclusief andere vormen van verlof).

Bovenwettelijk sociale zekerheid
Partijen gaan gedurende de looptijd van de cao samen onderzoek doen naar nut en noodzaak van de huidige aanvullingen op de sociale zekerheid voor arbeidsongeschikte medewerkers. Het gaat hierbij om de bijdrage in het kader van de cao-afspraken aan zowel inkomenszekerheid als re-integratie van arbeidsongeschikte medewerkers.

Pensioenakkoord

Op 12 januari 2021 is het wetsvoorstel ‘Bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ aangenomen door de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel is onderdeel van het pensioenakkoord. Drie maatregelen uit dit akkoord zijn in het wetsvoorstel uitgewerkt. Van de drie maatregelen heeft alleen de verruiming van de RVU-mogelijkheden (RVU-vrijstelling) invloed op Zaanstad. De RVU-vrijstelling is een tijdelijke maatregel voor de jaren 2021 tot en met 2025. Deze maatregel houdt in dat de werkgever met een medewerker afspraken kan maken over eerder stoppen met werken zonder dat de regeling aangemerkt wordt als een RVU (regeling vervroegde uittreding). Daardoor blijft RVU-heffing van 52% uit. Wel geldt een maximum bedrag voor de vrijstelling. Daarnaast geldt de regeling voor medewerkers die binnen drie jaar (36 maanden) hun AOW-gerechtigde leeftijd bereiken.

De directie heeft besloten geen generieke regeling op basis van het pensioenakkoord vast te stellen. Wel vindt zij dat maatwerk toegepast kan worden om te zorgen dat elke medewerker in Zaanstad op een vitale manier zijn/haar pensioengerechtigde leeftijd kan bereiken en indien nodig de organisatie (gedeeltelijk) eerder kan verlaten. De RVU-vrijstelling is in het bijzonder bedoeld voor oudere medewerkers die zwaar werk doen. Dit speelt met name op de afdelingen Stadsbeheer en Onderhoud en Wijkbeheer en Onderhoud. Met medewerkers waarvan de verwachting is dat zij niet gezond en productief de pensioenleeftijd gaan halen worden individuele gesprekken gevoerd over mogelijke maatwerkoplossingen.

Fiscale uitruil van reiskosten

Eén van onze arbeidsvoorwaarden is de uitruil woon-werkverkeer. Dit wordt ook wel de fiscale uitruil van reiskosten genoemd. Fiscaal uitruilen leidt tot belastingvoordeel voor de medewerker. Op die manier komen we tegemoet aan de reiskosten die medewerkers maken. De hoogte van de uitruil werd eerder o.a. gebaseerd op een vast reispatroon. Sinds het begin van de coronacrisis werken we echter zoveel mogelijk thuis. Het Ministerie van Financiën heeft daarom besloten dat de uitruil woon-werkverkeer alleen nog mogelijk is over daadwerkelijke reisdagen. In 2021 en 2022 hebben we het daarom mogelijk gemaakt voor medewerkers om werkelijke reisdagen door te geven en op basis hiervan uit te ruilen.

Tegemoetkoming OV reiskosten

In 2020 hebben we met de vakbonden in het Lokaal Overleg een voorlopig onderhandelingsresultaat bereikt over een tegemoetkoming in de OV reiskosten. In de begroting voor 2021 is hiervoor geld vrij gemaakt. De voorgestelde tegemoetkoming betekent een bijdrage in de reiskosten van het openbaar vervoer (OV) vanaf 10 km t/m 40 km woon-werkreis. Daarnaast blijft de huidige uitruil (deels) van kracht. Deze regeling is ingegaan per 1 januari 2022.

Deze pagina is gebouwd op 06/28/2022 12:12:05 met de export van 06/28/2022 09:40:02